Professionals zoals huisartsen, leerkrachten, maatschappelijk werkers, zorgpersoneel en justitieassistenten komen vaker dan ze zelf denken in contact met slachtoffers of (potentiële of vermoedelijke) daders van seksueel geweld. Het is dus erg belangrijk dat ze risicofactoren, signalen of situaties kunnen detecteren en weten hoe ze er gepast mee moeten omgaan. Bovendien kunnen ze in sommige omstandigheden zelf acties ondernemen om het seksueel geweld te voorkomen.
Opleidingsverstrekkers worden gevraagd om aandacht te hebben voor (preventie van) seksueel geweld in studierichtingen en/of vakopleidingen. Leerkrachten en CLB-medewerkers worden ook geprofessionaliseerd rond seksueel geweld, het te signaleren, te leren herkennen en ermee om te gaan.
Ben Weyts, Vlaams minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand: “De school moet een veilige haven zijn voor al onze jongeren. Het is cruciaal dat elke leerkracht seksueel geweld tijdig kan herkennen en ook leert om ermee om te gaan. Ook binnen de sportsector strijden we tegen elke schending van integriteit: fysiek, psychisch/emotioneel en seksueel. Federaties, clubs, maar ook ploeggenten of supporters moeten we sensibiliseren en weerbaarder maken”
De Vlaamse ‘kindreflex’ wordt zoveel mogelijk in andere sectoren geïmplementeerd. De meldcode ‘seksueel geweld’ van de Orde der artsen wordt breder toegepast onder alle medische beroepsgroepen (privépraktijken, ziekenhuizen, Kind en Gezin, sportartsen …) en aangepast zodat deze ook bruikbaar is door beroepsgroepen in andere sectoren zoals het onderwijs (zowel leerkrachten als CLB-medewerkers), sport, cultuur, gehandicaptensector, woon- en zorgcentra, enzovoorts.
“Er wordt geïnvesteerd in meldpunten voor seksueel grensoverschrijdend gedrag en aanspreekpunten integriteit in de cultuur- en audiovisuele sector, de voorzieningen voor personen met een handicap, de gesubsidieerde sportfederaties, jeugdorganisaties en in het kader van leerlingenbegeleiding”, laat minister-president en minister van Cultuur Jan Jambon weten.
Het plan staat of valt met de uitvoering van de acties door de verschillende vakministers. Jaarlijks zullen de vakministers moeten rapporteren over de uitvoering van hun punten uit het actieplan. Er volgen ook tussentijdse evaluaties en updates zodat acties kunnen bijgestuurd en nieuwe acties kunnen worden toegevoegd. In 2024 wordt er een eindevaluatie met impactanalyse opgemaakt.