Het kan verkeren, zei Bredero. Terwijl de Wetstraat zich 40 dagen geleden nog schrap zette voor de blokkering van het land, staat vandaag al een federale regering in de steigers. En nog wel onder leiding van een Vlaams-nationalist. Als voorafje werd deze week een gewezen scherpslijper van de Vlaamse Beweging met unanimiteit tot voorzitter van de Kamer gekroond. De evidentie waarmee dat alles over de taalgrens wordt onthaald, is misschien wel de belangrijkste overwinning voor de N-VA, denkt Peter De Roover.

“Het feit dat ik zonder tegenkandidaat en met zeer vriendelijke reacties van de MR tot de PS ben aangesteld, is toch wel opmerkelijk. Want ik heb als oppositieleider vijf jaar op Vivaldi ingebeukt. Dat komt dus niet omdat wij minder pro-Vlaams zijn geworden, maar omdat de indruk dat wij anti-Franstalig zijn, is weggewerkt. En dat is niet in het Vlaams Parlement gebeurd, maar hier in de Kamer, waar we dagelijks op een respectvolle manier met Franstaligen samenwerken. Wij hebben de gevoeligheden van de ander leren begrijpen.”

Wat zou de 32-jarige Peter De Roover tegen de 62-jarige zeggen?

Peter: “‘Wat doe jij hier?’ Rond die leeftijd was het zelfs uitgesloten dat ik nog maar gemeenteraadslid zou worden. Want de Volksunie was geen optie meer en het Vlaams Blok een brug te ver.”

Had hij u een verrader genoemd?

Peter: “De retoriek van die tijd kennende, zouden sommigen dat woord zeker gebruikt hebben. Maar ik ben als lid van de Vlaamse Beweging altijd een realist geweest. Op federaal niveau zitten nu eenmaal nog altijd belangrijke bevoegdheden en zolang dat zo is, gaan wij geen politiek van de lege stoel bedrijven. Ofwel wil je wegen op het maatschappelijk debat, ofwel blijf je erbuiten staan. 60 procent van de Belgen zijn trouwens nog altijd Vlamingen.”

Op uw 32ste schreef u samen met Jan Jambon het boek ‘Vlaanderen, staat in Europa’. Daarin omschrijven jullie de separatistische piste als een haalbare kaart, die afhangt van politieke wil. ‘De bal ligt in ons kamp.’ Dat klonk toch sterk als het kookwekkertje van Vlaams Belang-voorzitter Tom Van Grieken.

Peter: “Nee, want bij Van Grieken luidde het dat de tijd in ons voordeel werkt, terwijl wij net de tijd in ons voordeel doén werken. De bal ligt pas in ons kamp als een ruime meerderheid van de Vlamingen zegt dat het moet gebeuren. En ik heb niet de indruk dat dat nu het geval is. De Vlamingen zijn rustige mensen, die deze verkiezingen hebben bewezen dat ze een moeilijke, realistische boodschap aankunnen.”

Is de N-VA de nieuwe CVP geworden?

Peter: “Ik begrijp de opmerking. Wij zijn een brede volkspartij geworden en dan moet je ten opzichte van die kiezers de volle verantwoordelijkheid nemen. De N-VA is een samenvloeiing van een Vlaams-nationale, een economisch liberale en een mild behoudende stroming. Sommigen vinden zich in drie van die stromingen, anderen eerder in één. Maar als je de ambitie hebt om te wegen, moet je gewicht hebben. Uiteraard is onze communautaire bekommernis groter, al heeft die bij cd&v altijd wel bestaan.”

Er zijn genoeg voorbeelden van premiers die als flaminganten de Zestien zijn binnengegaan en er als Belgen zijn uitgekomen. Ziet u dat met Bart De Wever gebeuren?

Peter: “Als persoon zie ik dat nooit gebeuren, maar het kader waarin hij zal werken, heeft natuurlijk zijn beperkingen. Wij zijn geen revolutionairen. Dat heeft voordelen - het vermijdt veel ellende - maar ook het nadeel van het compromis. Maar wie zijn kostuum niet wil vuilmaken, moet binnenblijven. En wie zijn nek uitsteekt, moet de verwijten van de zuiveren der zuiveren - ‘verrader’, ‘zoetwaterflamingant’ en wat weet ik allemaal - trotseren. Ik zeg dan altijd: ‘Als u een beter voorstel hebt, geef het mij.’ Want met verwijten alleen ben ik niets.”

Wat is na de verkiezingen nu eigenlijk de communautaire belofte van de N-VA?

Peter: “Ik ga niets zeggen wat de onderhandelingen kan bemoeilijken. Mijn wens is dat op het einde van de legislatuur significante zaken gebeurd zijn wat betreft het overhevelen van bevoegdheden naar de regio’s. Is dat vaag? Ja, maar wij hebben geen absolute meerderheid. En ik zou niet willen dat het resultaat straks afgemeten wordt aan wat ik vandaag zeg. Simpelweg omdat er misschien een akkoord zal komen over dingen die ik helemaal niet verwacht had.”

Gaat u er vanuit dat De Wever nu dermate God is dat hij gelijk welk resultaat probleemloos voorbij een toetredingscongres krijgt?

Peter: “Probleemloos bestaat niet in de politiek. Maar over Bart bestaan nu twee stromingen in de N-VA: volgens de gelovigen is er boven Bart nog God, volgens de ongelovigen is Bart De Allerhoogste (lacht).”

U zou ook kunnen toegeven dat de lat niet meer zo hoog ligt. Als het nieuwe regime in Wallonië erin slaagt de transfers te doen wegsmelten, is dan nog wel meer zelfbestuur nodig?

Peter: “The proof of the pudding is in the eating. Het is niet de eerste keer dat de MR de grootste Franstalige partij is. Maar je kan het ook omdraaien. Waarom zou iemand als Georges-Louis Bouchez (MR) nog schrik hebben voor regionalisering, als de bevoegdheden die overgedragen worden nu in zijn eigen hand blijven en niet bij de PS terechtkomen? Wallonië is voor een stuk het slachtoffer van België. Door te responsabiliseren kweek je weer spieren en zelfvertrouwen.”

Als De Wever naar de Zestien trekt, schijnt uw partner Els van Doesburg burgemeester van Antwerpen te worden. Straks zijn jullie na Filip en Mathilde het powerkoppel nummer twee.

Peter: “In de politiek is dat relatief, hé. Voor hetzelfde geld zijn we over drie maanden allebei werkzoekend. Maar het is een aangename toevalligheid, dat geef ik toe. Ik ben uiteraard subjectief, maar ik denk dat Els enorm veel in zich heeft. Ze heeft op 9 juni haar electorale potentieel bewezen en in een aantal recente dossiers getoond dat ze met een scheut Hollands lef erg doortastend kan zijn. Ik denk dat ze een belangrijke rol kan spelen. Welke valt nog te zien. Sowieso is Bart lijsttrekker, en de inzet is vooral dat de N-VA de macht behoudt. Als Kamervoorzitter zal ik mijn woorden wikken, maar met de PVDA zijn er kapers op de kust in Antwerpen.”

U wordt voorzitter op een moment dat een massa parlementaire ervaring is verdwenen en de helft van de Kamerleden nieuwkomers zijn. Hoe kijkt u daarnaar?

Peter: “Het is goed dat er vernieuwing is, maar 77 nieuwelingen is wel erg veel. Gevaarlijk veel zelfs. Het zal een uitdaging zijn voor dat jonge parlement om tegen de regering op te kunnen. Parlementslid zijn vergt metier. Ik zeg altijd: vijf jaar om het te leren, vijf jaar om het doen en vijf jaar om het anderen te leren.”

Gevaarlijk ook, omdat dat het sfeertje dat het parlement niets meer voorstelt nog kan versterken?

Peter: “Hoewel ik het daar niet mee eens ben, is het wel een democratisch probleem dat veel mensen dat denken. Tot een bepaald punt vind ik particratie niet verkeerd, omdat een kiezer ervan moet kunnen uitgaan dat de politicus die hij verkiest, doet wat op basis van de partijstandpunten verwacht kan worden. Als die coördinatie er niet is, wordt elk individueel parlementslid ook erg koopbaar. Maar particratie kan ook het systeem uithollen, dat is waar.”

Wat gaat u daaraan doen?

Peter: “Ik vind dat het parlement zijn rol moet kunnen spelen. De Wever zal het misschien niet graag horen, maar voor zaken die buiten het regeerakkoord vallen, zou er meer vrijheid moeten zijn. Het voorstel van Valerie Van Peel (N-VA) over de vergoeding van asbestslachtoffers was perfect mogelijk geweest met een wisselmeerderheid. Uiteraard kan dat niet voor zaken die binnen het regeerakkoord vallen of voor budgettaire kwesties. Het zal vooral afhangen van hoe sterk de coalitie is. Onder Vivaldi was parlementair weinig mogelijk, omdat elk compromis fragiel was.”

Hoe wilt u het parlement structureel verbeteren? Het feit dat er grondwetsartikelen zijn opengezet, biedt mogelijkheden voor politieke vernieuwing.

Peter: “Vanaf het ogenblik dat iemand over ‘structureel’ begint, denk ik: ‘Da’s een linkse.’ Ik geloof in de kracht van mensen, niet van structuren. Ik zeg niet dat niets mogelijk is, maar het is een illusie dat meer structuren de kwaliteit van het parlementaire werk gaan verbeteren. Wat is er ook mis met de bestaande structuren? Hier worden wetten gestemd en wordt de regering gecontroleerd.”

Al tien jaar worden vergeefse pogingen ondernomen om de partijfinanciering en de parlementaire verloning te hervormen. Gaat u dat stilleggen?

Peter: “De kritiek op de partijfinanciering is terecht: die is volgens internationale vergelijkingen te hoog. Hadden we dat aangepakt zoals de N-VA al jaren voorstelt - namelijk door niet meer te indexeren - dan stonden we al veel verder. Over de verloning van politici wordt echter consequent het verkeerde debat gevoerd. Het gaat alleen over geld en niet over de vraag wat een goede parlementair is. Een goede parlementair wordt niet te veel betaald en een slechte veel te veel. Maar op het einde van het verhaal velt de kiezer wel een oordeel.”

Moet er een meer prestatiegerichte verloning komen?

Peter: “Welke criteria ga je hanteren? Het aantal wetsvoorstellen, schriftelijke vragen of interpellaties? Alstublieft, maak hen niet zotter dan ze al zijn. Het parlement is geen bedrijf.”

“Als de ruimte en de tijd mij gegeven zijn, zal ik op een rustige, niet-revolutionaire manier met de kam door de vergoedingen gaan. Maar ik ga niet meeheulen met zij die vinden dat een parlementair alleen deugt als hij 1.700 euro verdient. De realiteit is dat hoe minder privileges er hier nog zijn, hoe meer ze betwist worden. Onze pensioenen hebben we al meermaals hervormd. Ik moet hier nog tot mijn 99ste zitten, als ik een vol pensioen als Kamerlid wil krijgen. En welke beroepsgroep beslist vrijwillig om haar verloning met 5 procent te verlagen?”

Hebt u felicitaties ontvangen van uw voorganger Siegfried Bracke? Toen de storm over zijn voorzittersvergoeding en de pensioenextra’s van andere oud-Kamerleden opstak, bent u gaan ‘meeroepen met de roepers’, zei hij.

Peter: “Ik heb Siegfried nooit beticht van het opzetten van illegale praktijken. Ik begrijp een stuk van zijn kwaadheid. Dat Het Laatste Nieuws de betrokken oud-Kamerleden op de voorpagina portretteerde alsof de Bende van Nijvel was ontmaskerd, was degoutant. Maar hij had er empathischer op kunnen reageren.”

“Kijk, van alle machten die er zijn, staat de wetgevende macht het dichtst bij de burgers, in tegenstelling tot wat iedereen denkt. Volksvertegenwoordigers komen van de straat en we komen er dagelijks mee in aanraking. Maar we moeten het bondgenootschap tussen parlement en burger herstellen. De storm van kritiek (recent nog op de uittredingsvergoedingen, red.) dreigt onze aandacht af te wenden van waar het echt om gaat, namelijk de burger vertegenwoordigen. Mijn oproep aan collega’s en aan de media is: vergis u niet van strijd. Er is een beter parlement mogelijk, maar het wordt niet beter zonder parlement. Want zonder parlement belandt de macht bij technocraten en komt de kiezer nog verder van zijn eigen stem te staan.”