Recent ontstond een wereldwijde discussie omtrent de patenten en het al dan niet opheffen ervan. De emotionele benadering van deze discussie is opvallend. Nochtans wordt van wereldleiders verwacht dat ze empathie tonen naar de bevolking, maar de ratio laten primeren bij het nemen van beslissingen.
Het valt niet te ontkennen dat de intellectueel eigendom de hoeksteen is waarop de farmaceutische sector is gebouwd. Deze sector is voor kennisregio Vlaanderen van groot belang, zeker als men rekent dat bijna 100 000 jobs rechtstreeks voortvloeien uit de farma-industrie.
Wat ik ontzettend mis in dit populistisch gevoerde debat is de grond van de zaak: uitvoerbaarheid. Een patent vrijgeven is het minimale begin van kennisdeling. Meer dan een embryonale en symbolische stap naar meer productie is het niet. Voor een echte opschaling van de productie is er een samenwerking noodzakelijk tussen de ontwikkelaar en de kandidaat-producent. Daarnaast spelen overheidsregulatoren zoals het European Medicines Agency (EMA) een belangrijke rol in de stapsgewijze opschaling. Zij evalueren de wetenschappelijke kwaliteit van het product en valideren de productieprocessen. De overheid kan, veel beter dan mee te gaan in symbolische beslissingen, optreden als katalysator voor samenwerking tussen verschillende producenten.
In de discussie over het verdienmodel en ‘wie wat verdient’ is het enkel fair om naast de winsten ook de kosten te vernoemen. Trial and error is één van de grote pijlers in wetenschappelijk onderzoek. Ook hier voert men het debat emotioneel en sloganesk. Uiteraard heeft de samenleving grote financiële inspanningen geleverd om de vaccins in een snel tempo te ontwikkelen. Maar laten we intellectueel eerlijk blijven en ook vermelden dat de vaccins gestoeld zijn op eerder onderzoek. Zo is het onderzoek naar de mRNA technologie al jaren geleden opgestart, lang voor er sprake was van Covid-19 of van prefinanciering door de overheid.