Daarom wijzigt Demir de milieuwetgeving om de strijd tegen droogte en waterschaarste optimaal aan te gaan.
- Als een bemaling tijdelijk noodzakelijk is om werken te kunnen uitvoeren of nutsvoorzieningen aan te leggen, moet het onttrokken volume bemalingswater eerst en vooral maximaal beperkt worden.
- In het ideale geval wordt het water dat toch opgepompt is, terug in de grond gebracht via retourputten, infiltratieputten, infiltratiebekkens of infiltratiegrachten op of naast de bouwwerf. Maar ook als dat technisch of praktisch niet kan, zal het weldra niet zomaar toegelaten zijn om het water zomaar te lozen in de riolering.
- De eerstvolgende stap is het hergebruik van het bemalingswater, voor zover er geen indicaties zijn dat het bemalingswater potentieel verontreinigd is. De aannemer kan uiteraard zelf gebruik maken van het water, maar kan daarvoor ook aftappunten inrichten. Buurtbewoners, landbouwers of gemeentelijke groendiensten kunnen dan van het water gebruik maken. Zo gaat het niet langer verloren en sparen we heel wat drinkwater of grondwater uit.
- Blijkt ook dat niet mogelijk, dan moet het bemalingswater afgeleid worden naar de dichtstbijzijnde waterloop of, in het geval er een gescheiden riolering aanwezig is, naar de regenweerafvoer. Lozen van water in de riolering wordt onder meer verboden wanneer er een oppervlaktewater of hemelwaterafvoer is binnen 200 meter van de werf.
Enkel als voorgaande oplossingen niet haalbaar zijn, bijvoorbeeld door het veroorzaken van wateroverlast voor derden, mag er geloosd worden op de openbare riolering
“Beperken, infiltreren, hergebruiken en terug naar een waterloop brengen. Pas als al die stappen ondernomen zijn of onhaalbaar bleken, kan het een optie zijn om water te lozen in de riolering. Zowat 90 procent van het grondwater dat opgepompt wordt op bouwplaatsen belandt in de riolering. Dat getal moet naar beneden”, klinkt het bij Demir.