In de VS is er een probleem met geweld in de samenleving. Het bezit en gebruik van vuurwapens zijn er naar Europese normen onbegrijpelijk hoog. Het jaarlijks aantal doden door geweld is navenant, en de uitdagingen waarmee politiediensten geconfronteerd worden inzake hun fysieke veiligheid evenzeer. Dat vertaalt zich in een naar onze smaak zeer gespierd optreden van de politie bij het handhaven van de wet. Het jaarlijks aantal mensen dat het leven laat door toedoen van het optreden van de politie is zeer hoog voor een democratische rechtsstaat. Een deel van die slachtoffers valt door ongelukken en ongewild foutief optreden, maar ook door misbruik van politiegeweld. Bij dat laatste kan racisme zeker een drijfveer zijn. Flagrante gevallen daarvan leiden derhalve periodiek tot grote maatschappelijke beroering.

Met het vreselijke overlijden van George Floyd waaide deze beroering ook over naar West-Europa, veel meer dan naar de rest van de wereld. Dat er in Europa en in eigen land ook politiemensen bestaan die ongeschikt zijn om de dunne blauwe lijn te bewaken, is zeker waar. Het monopolie van het geweld in een rechtsstaat is een zeer zware verantwoordelijkheid. Wie dat misbruikt om subjectieve voorkeuren of afkeuringen te botvieren, beschaamt het politieambt. Zowel in de opleiding van als later in het intern en extern toezicht op politiemensen kan men hier niet genoeg aandacht aan besteden. Dan nog zal het af en toe fout lopen. Er zijn dus uiteraard ook hier legitieme klachten over het optreden van ordediensten, soms met dramatische gevolgen en soms ook met kwaadaardig opzet.

Maar alles in acht genomen kan niemand ernstig beweren dat onze samenleving, onze omgang met geweld of het optreden van onze politiediensten vergelijkbaar zijn met de toestand in de Verenigde Staten. Hoe shockerend de beelden van de doodsstrijd van Floyd ook zijn, het overwaaien van de maatschappelijke beroering kan weinig of niets te maken hebben met een herkenning van burgers hier in wat er in de VS gaande is.

Opvallend is dat het debat zich hier snel ging enten op het koloniaal verleden. We wisten al wel dat koning Leopold II reeds in zijn eigen tijd ontmaskerd werd als een inhalige, gewetenloze schurk. Dat er verbetering kwam nadat België het bestuur had overgenomen en er decennialang ook mensen waren die zich oprecht zijn gaan inzetten voor het lot van de Congolese bevolking, kan niet verbloemen of goedpraten dat het kolonialisme een onverdedigbare vorm van imperialisme was, gericht op eigen gewin. Bovendien heeft België in de postkoloniale periode in Congo een beschamend parcours gereden dat bijdroeg tot de erbarmelijke toestand van het land vandaag.

Congo is dus een geschikt onderwerp voor wie wil aantonen dat er minstens in ons verleden structureel racisme bestond. De toenmalige beeldvorming van de zwarte Afrikaan als een soort groot en eeuwig kind – pijnlijk treffend uitgebeeld in “Kuifje in Afrika” – dat voor zijn eigen goed best toezicht en (bege)leiding kan krijgen, werkt overigens nog steeds door. Het ontneemt mensen van Afrikaanse origine vandaag nog altijd kansen en maakt hen voorwerp van al dan niet bewuste vernederingen. Een uitbarsting van ongenoegen daarover is derhalve begrijpelijk. De eis om Leopold II niet louter van de nodige duiding te voorzien, maar samen met allerlei andere fysieke herinneringen aan het kolonialisme te verwijderen uit het publiek domein, is vanuit die emotie te verklaren. Misschien verdient Leopold II moreel zelfs een damnatio memoriae. Het hernoemen van straten of infrastructuur of het herplaatsen van kunstwerken naar een museale context is immers een legitieme optie indien de persoon die erdoor vereerd wordt ook naar de normen van zijn eigen tijd al laakbaar handelde en indien de slachtoffers (of hun directe nazaten) van dat handelen ons in het heden fysiek nabij zijn. Een symbolische verwijdering kan dan immers burgerlijke verzoening en verbinding bevorderen. In Antwerpen gebeurde zoiets recent met het herdopen van het Delwaidedok in het Bevrijdingsdok nadat historisch onderzoek onmiskenbaar het zeer laakbare optreden van de oorlogsburgemeester ten aanzien van de Joodse bevolking had aangetoond. Elders verdwenen straten genoemd naar Cyriel Verschaeve, die eveneens door historisch onderzoek definitief van zijn voetstuk is gevallen.

Het verleden verdwijnt echter niet door het uit te wissen. Leren van wie we vroeger waren, is uiteraard de essentiële opdracht als we in de toekomst beter willen worden. François Mitterrand zei dat ooit heel treffend nadat hij werd geconfronteerd met zijn verleden als ambtenaar in het collaborerende Vichy-regime: men keert niet de rug naar wie men was in het verleden, maar men verandert en dat is alles. Bovendien loert het gevaar van het iconoclasme. Nu al sleurt men beelden van sokkels van mensen die naar de normen van onze tijd onaanvaardbare zaken deden, maar die in de eigen tijd perfect legitiem dachten en handelden. De Griekse filosofen beschouwden slavernij als onontbeerlijk. Smijten we Plato uit onze bibliotheken? Julius Caesar organiseerde een genocide in het huidige Limburg. Vragen we een historisch pardon aan de Italianen? Filips II stuurde ons de hertog van Alva. Beitelen we het wapenschild van de Spaanse Habsburgers van het Antwerpse stadhuis? Het is een straatje zonder einde, tenzij dan in het schrikbeeld dat George Orwell beschreef in “1984”: een eeuwigdurend, politiek gecorrigeerd heden waarin alles wordt herschreven en hernoemd dat niet in het plaatje past van het regime.

De vraag is evenwel hoeveel van de Brusselse Black Lives Matter-betogers door dit soort bespiegelingen werden gedreven. Want als een correcte lezing van en goede lering uit het verleden bij ons een motor was van de verontwaardiging, dan had men toch ook in Congo beroering mogen verwachten. Kinshasa is echter de plek waar Leopold II de jongste tijd nog het meest onbezorgd op zijn sokkel staat, overigens aangeprezen op Tripadvisor als “father of the Congolese nation”. Hoeveel van de betogers zouden daadwerkelijk een link hebben met dit specifieke verleden van ons land? Of zoniet er toch voldoende kennis van hebben om er met enige geloofwaardigheid over te spreken, laat staan er zich over op te winden. Naar alle waarschijnlijkheid bitter weinig.

Wat overblijft, is boosheid over racisme en discriminatie. Laat het duidelijk zijn dat de slachtoffers daarvan alle recht hebben om zich te laten horen. Onterechte bespiegelingen over een zogezegde cultuur van politiegeweld helpen daar echter niet bij. Net zomin als het zich onbesuisd en ondoordacht toe-eigenen van historische verontwaardiging over het kolonialisme. Terecht protest moet immers de vinger zorgvuldig op de wonde leggen. In dit geval liefst op een manier die ook de mensen aanspreekt voor wie het samenleven in diversiteit in hun eigen leven geen aanwijsbare troeven oplevert. Mensen die zich in hun identiteit bedreigd voelen en die de oprechte verontwaardiging van veel betogers gemakkelijk hertalen als een onterechte aanval op alles wat hen vertrouwd en dierbaar is. Deze mensen worden steevast vergeten in het maatschappelijk debat, tenzij als oorzaak van alles wat er fout loopt. Zij hebben voor de brexit gestemd, zij luisteren naar de sirenenzang van extreemrechts , zij zijn te bekrompen om de koek eerlijk te verdelen in de wereld, zij hebben in het verleden ongeveer alles verkeerd gedaan en weigeren halsstarrig om dat in te zien, zij willen zich niet aanpassen, zij spuwen online hun gal als het Europees Parlement een resolutie stemt om tradities als Zwarte Piet af te schaffen…

Vrijheid en gelijkheid voor alle burgers zijn relatief recente waarden. Ze werken steeds dieper door in onze samenleving en veranderen onze manier van denken. Het creëert de paradox dat racisme en discriminatie vandaag minder sterk zijn dan ooit tevoren, maar dat het verscherpt aanvoelen van deze problematiek de verontwaardiging erover voedt. Wie vandaag als parlementslid van allochtone origine stelt dat racisme hier structureel is, moet zich toch eens afvragen hoe hij of zij dan ooit verkozen is geraakt en waarom het parlement met grote meerderheid racisme in de strafwet opnam. Tenzij we collectief onwaarschijnlijk hypocriet zijn, betekent dit toch dat de bereidheid om in de samenleving vrijheid en gelijkheid ook te borgen voor burgers van niet-Europese origine groter is dan ooit. Dat een jongere die vandaag gediscrimineerd wordt geen boodschap heeft aan bespiegelingen over de maatschappelijke evolutie op lange termijn, is uiteraard perfect normaal. Maar van opiniemakers en parlementsleden zou men toch mogen verwachten dat ze niet louter vanuit de buik spreken.

Hier wringt dus iets. Vrijheid en gelijkheid bestaan alleen in een context van burgerschap. Burgerschap wordt gedragen door een gemeenschap die zich met elkaar verbonden weet en voelt. Finaal gaat het dus over het delen van een identiteit. Wie harmonie wil tussen mensen, moet streven naar een wederzijdse (h)erkenning tussen die mensen. Onze publieke cultuur moet een sokkel bouwen van gedeelde verlichtingswaarden waarop mensen elkaar tegemoet treden en leren vertrouwen als huurder, als werknemer, als vriend, als huwelijkspartner. Het postmodernisme sinds mei ’68 heeft de intellectuele elite echter radicaal afgezet van deze manier van denken. Identiteit geldt als een verzonnen constructie die alleen kan dienen om machtsstructuren te bestendigen en mensen uit te sluiten. Alles wat wij beschouwen als het eigene is vals en leugenachtig. Identiteit mag alleen nog bestaan als een louter civiele structuur, als cultureel instrument moet het bestreden worden. In deze heersende cultuur van zelfafwijzing is de burger van niet-Europese origine bijna per definitie een slachtoffer. Zijn thuisland onderging in het verleden de misdadige arrogantie van het Europees imperialisme en aangekomen in Europa wordt hij lastiggevallen met achterhaalde concepten over identiteit en geschoffeerd door racistische restanten in onze cultuur. De migrant is slachtoffer, zelfs al neemt hij hier deel aan een samenleving die inzake sociale verzekering, onderwijs en burgerlijke rechten oneindig meer kansen biedt dan het land van oorsprong.

Zou het niet kunnen dat er, naast terechte verontwaardiging over racisme en discriminatie, in het protest ook de echo van deze zelfafwijzing doorklinkt? Dat we de boemerang waarmee we onze identiteit hebben weggesmeten terug in ons gezicht krijgen? De identity politics die overwaaien vanuit de VS dreigen mensen hier nog meer in feitelijke apartheid te gaan bestendigen. Minderheden worden bevestigd als slachtoffergroepen, de autochtonen zijn de dadergroep. Wie aan de goede kant van de geschiedenis wil staan, put zich uit om afstand te nemen van de dadergroep. In Mechelen krijgt de burger van de stad een sticker waarmee hij toonbaar kan maken dat hij tegen racisme is. Ongetwijfeld een goedbedoeld initiatief, maar het labelen van burgers in goeden en slechten zal alleen tot de polarisering bijdragen. Wie zich al in de steek gelaten voelde door een elite die zich tegen het eigene lijkt te keren, blijft nog meer verweesd achter en reageert soms op een manier die lijkt te bevestigen dat hij zich tegen de moderniteit heeft gekeerd.

Er draait een vicieuze cirkel die een empathisch en diepgaand debat versmoort in geroep en wederzijdse vijandigheid. Extreme strekkingen tellen daarbij online hun winst uit. Als we die cirkel niet doorbreken, staan we er niet goed voor.