Dit voorbeeld illustreert perfect dat het dringend tijd is voor een grondige reflectie over hoe onze rechtsstaat onder druk staat. Handhaving van de coronamaatregelen is belangrijk, maar dit moet steeds op een proportionele manier gebeuren. Een echt lockdownfeestje met tientallen – veelal meerderjarige – personen in een bar of appartement, dat honderden mensen bijwonen, is nog iets anders dan een rustige bijeenkomst van zeven tieners. In Brussel hebben we al meermaals kunnen aanschouwen dat bij de echte feestjes de feestvierders de verbaliserende politieagenten gewoonweg omverliepen en ontsnapten of dat een diffuse tolerantiegrens geldt bij betogingen, die bovendien al te vaak compleet uit de hand lopen. Relschoppers of onruststokers zijn vaak dezelfde dag nog op vrije voeten. Soms geven ze zelf aan dat dit gebeurt op expliciet burgemeestersbevel.
Anderzijds werd een betoging tegen de coronamaatregelen met alle mogelijke middelen bestreden. Dit geeft minstens de indruk van een onevenwichtig, ja, soms zelfs willekeurig beleid. We zien we dat onze samenleving snakt naar een normalisering en vermenselijking van het beleid. Iedereen gelijk voor de wet. Hierbij doet het feit dat de coronamaatregelen bij ministeriële besluiten werden uitgevaardigd, geen goed aan de duidelijkheid en de transparantie van deze regels. Aan wetten gaan immers parlementaire debatten vooraf, begeleid door memories van toelichting, waardoor de draagwijdte en het toepassingsgebied van een wet per definitie al beter doordacht is dan bij de ministeriële oekazes. Ik meen dan ook dat terughoudendheid af en toe op zijn plaats is: nulla poena sine lega certa.