Borstkanker is de meest voorkomende kanker in ons land en zorgt voor de meeste overlijdens ten gevolge van kanker. Als we de Belgische cijfers vergelijken met de cijfers van andere OESO-landen, dan hebben we bovendien de twijfelachtige eer om de lijst te mogen aanvoeren, met 112 gevallen per 100.000 vrouwen in 2012 (laatst beschikbare cijfers volgens OESO). Kamerlid Frieda Gijbels en Vlaams Parlementslid Elke Sleurs pleiten op wereldkankerdag om de gemeenschappen te responsabiliseren en meer vrouwen aan te zetten in de georganiseerde screening.

Screeningsprogramma van de overheden

Het is belangrijk om in te zetten op onder andere screening, om zoveel mogelijk vrouwen zo snel mogelijk te kunnen behandelen als nodig. Het bestaande screeningsprogramma, ingericht door de gemeenschappen, richt zich op vrouwen tussen de 50 en 69 jaar, omdat in die leeftijdscategorie het vaakst een vroegtijdige diagnose kan worden gesteld, met een succesvolle behandeling.

Deze tweejaarlijkse screening is gebaseerd op Europese gestandaardiseerde kwaliteitscriteria. Een borstonderzoek op jongere leeftijd wordt niet aangeraden als er geen verhoogde kans op borstkanker bestaat (bv. familieleden die zijn getroffen) of zonder klinische indicatie, omdat de hoogenergetische röntgenstraling in verband wordt gebracht met het ontstaan van tumoren en dus een tegenovergesteld effect zou kunnen hebben. Deze screeningsprogramma’s worden georganiseerd door de verschillende gemeenschappen, maar de terugbetaling gebeurt door de federale overheid ( RIZIV ).

Opportunistische screening

Een vrouw kan er echter ook voor kiezen om zich buiten dit georganiseerde screeningsprogramma te laten onderzoeken (de zogenaamde “opportunistische screening”). Deze onderzoeken zijn duurder, niet bewezen doeltreffender en ze zijn niet gebonden aan de kwaliteitscriteria die in het overheidsprogramma van toepassing zijn. Ook deze onderzoeken worden terugbetaald door het RIZIV.

Cijfers screening: communautaire verschillen zijn duidelijk

In de gewenste leeftijdscategorie wordt gestreefd naar een bereik van 75 procent van de vrouwen, maar daar blijken we nog niet te zijn. In totaal worden in Vlaanderen 67 procent van de vrouwen in de gewenste leeftijdscategorie bereikt, tegenover 54 procent in Wallonië en 53 procent in Brussel. Bovendien wordt in Wallonië en Brussel veel vaker gekozen voor een – duurdere – opportunistische screening dan in Vlaanderen (47 procent en 42 procent ten opzichte van 16 procent in Vlaanderen). Vlamingen schrijven zich dus veel meer in het georganiseerde screeningsprogramma in (51 procent) dan hun zuiderburen (6,8 procent).

Daarbovenop komt nog dat Walen en Brusselaars zich veel vaker op jongere leeftijd laten screenen dan Vlamingen. Bijna de helft van de Waalse vrouwen (49 procent) tussen 40-49 jaar en 47 procent van de Brusselse vrouwen laat zich op te jonge leeftijd screenen, ten opzichte van 26 procent van de Vlaamse vrouwen (en dit aantal neemt in Vlaanderen af).

De middelen moeten beter worden ingezet

Samengevat kunnen we dus stellen dat screening op borstkanker nog te weinig Belgische vrouwen bereikt. Maar vooral in Wallonië en Brussel wordt te weinig deelgenomen aan de georganiseerde borstkankerscreening, georganiseerd door de gemeenschappen. De aanwezigheid van borstkanker is in de verschillende gemeenschappen overigens hetzelfde, waardoor het evident zou moeten zijn om voor de kostenefficiënte en kwaliteitsvolle georganiseerde screening te kiezen en niet zonder indicatie op jonge leeftijd te screenen.

Misschien is de oorzaak van de gebrekkige screening wel te vinden in een gebrek aan responsabiliserend effect, waar de gemeenschappen (hier de Franse en Brusselse) zich te weinig aantrekken van de uitgaven op federaal niveau. Wanneer de gemeenschappen zelf zouden moeten opdraaien voor de hogere kosten van de opportunistische screening, zouden ze wellicht wel degelijk geneigd zijn om meer vrouwen aan te zetten om zich in te schrijven in de georganiseerde screening.

Borstkankerscreening is maar één aspect van de gezondheidszorg, maar wel een belangrijk aspect, gezien de hoge prevalentie en de hoge sterftecijfers. Ook hier zou een volledige regionalisering van de gezondheidszorg wellicht betere resultaten geven. Wanneer een gemeenschap zich inspant om een screening te organiseren, is het maar logisch dat ze hier ook de vruchten van kan plukken. En dit is in het belang van elke gemeenschap. Een betere screening leidt immers niet alleen tot een beter budgetbeheer, maar ook tot een snellere detectie van borsttumoren. Het wordt tijd dat we uit de kop van het peloton geraken.