Het ambt van parlementslid brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Een vinger wel of niet op een knop kan de maatschappij in een heel andere plooi leggen. Zelden weegt die verantwoordelijkheid zo zwaar als bij ethisch beladen stemmingen die handelen over leven en dood. Daarom bereiden we die stemmingen altijd zo grondig mogelijk voor, aan de hand van uitgebreide adviezen en breedvoerige besprekingen in commissies.

Althans, zo ging dat vroeger. Want liberalen en verzameld links trachten al enkele maanden een ongefundeerde en zeer vergaande wijziging van de abortuswet te bekrachtigen in het parlement. Deze week doet men opnieuw een poging. De roekeloosheid van dit hele schouwspel is niet minder dan een schande. Net als de inhoud van het voorstel.

De flinterdunheid van de argumentatie waarmee men de wetswijziging tracht te rechtvaardigen, is een eerste teken aan de wand. Bij de liberalen luidt het bijvoorbeeld als volgt. “Ons land is er jarenlang prat op kunnen gaan één van de meest vooruitstrevende en liberale wetten rond abortus te hebben. Het is dan ook logisch dat België meegaat in de progressieve richting die door sommige van onze buurlanden wordt gekozen.”

Laat dat citaat even bezinken. De meest “progressieve” zijn, wordt zonder schroom vooropgesteld als doel op zich. We kunnen immers “niet achterblijven”. Maar waar dat ons precies naartoe leidt? Dat is blijkbaar een vraag die enkel gesteld kan worden door mensen die erop uit zijn om vooruitgang te verhinderen. “Conservatieven” noemt men die mensen dan, vaak met een onvoorstelbare minachting.

Nog een citaat. “Als de wetgever vrouwen niet eens vertrouwt met een keuze, hoe kan hij hen dan vertrouwen met een kind?” Ook dit pseudofilosofisch vraagstukje moet doorgaan voor een serieus argument. Het werd opgenomen in het PVDA-wetsvoorstel van september 2019, de gangmaker voor het huidige wetsvoorstel.

Dat redeneringen van dergelijk niveau nog maar worden overwogen als motivering voor nieuwe wetten, is huiveringwekkend. Als dat zo doorgaat, vinden we binnenkort in wetsvoorstellen slogans terug zoals degene die we vrijdag konden aantreffen op de gevel van ons partijsecretariaat. “Mijn lichaam, mijn recht”, bijvoorbeeld. Of nog sympathieker: “Ta loi sur nos droits, une droite dans ta gueule.”

Window of opportunity

Deze belabberde argumentatie staat helaas niet op zichzelf. Ze vormt een rookgordijn ter verhulling van een ondoordacht opgesteld wetsvoorstel waarbij snelheid primeerde op diepgang. Men voorzag zelfs geen tijd om experts te consulteren, want dat zou een kritisch publiek debat op gang kunnen brengen.

En misschien nog sterker: men wachtte niet eens op de evaluatie van de vorige wijziging van de abortuswet, die nog maar in 2019 plaatsvond. Toen werd – met steun van de N-VA – de termijn met zes dagen verlengd en abortus binnen de termijn uit de strafwet gehaald. De impact van deze vorige wijziging kennen we tot op heden nog niet. We tasten daar nog volledig in het duister. Maar dat belet de indieners niet om de grens nog een heel eind verder te leggen. Er is een ‘window of opportunity’, en dus moet alles wijken, is de redenering. Zelfs een pandemie vormt geen excuus om even gas terug te nemen.

Sereniteit en zorgvuldigheid zijn nochtans belangrijke deugden bij ethische debatten over leven en dood. Ze zijn noodzakelijk om het delicate evenwicht te vinden tussen de verschillende noden, rechten en gevolgen die moeten worden afgewogen. In het huidige voorstel is van een doordachte zoektocht naar dat evenwicht echter geen enkele sprake.

Minibevalling

Zo wordt de termijnuitbreiding van twaalf à dertien weken naar achttien weken nergens onderbouwd. In bijna heel Europa ligt de termijn voor een abortus tussen tien en twaalf weken. Dat heeft een reden: de foetus is dan maximum zes centimeter groot en de abortus gebeurt met een curettage. Op achttien weken, de helft van een zwangerschap, kan de foetus al zo’n twintig centimeter zijn en is er een minibevalling of verwijdering met instrumenten nodig. Dat leidt tot een veel grotere kans op complicaties en is vooral veel ingrijpender voor de foetus, de moeder én de arts. Wie het al heeft moeten ondergaan wegens medische redenen – wat in dit land terecht mogelijk is tot 24 weken – kan daarover getuigen. Een abortus ondergaan in de helft van de zwangerschap is niet iets dat je nadien zomaar van je afschudt.

De verlenging van de termijn opent overigens nog andere discussies. Zo is bijvoorbeeld het geslacht na veertien weken al gekend. Abortus omdat men niet tevreden is met het geslacht? Volgens dit voorstel mag het. Ondanks onze pogingen in het parlement mocht ook hierover geen debat worden gevoerd.

Voorts is er nog nooit onderzoek gedaan naar de vijfhonderd vrouwen die jaarlijks naar Nederland gaan voor een abortus. Toch worden ze steevast aangegrepen als argument. Wie zijn ze? Waarom wachten ze zo lang? Hoeveel van die vrouwen zouden effectief geholpen zijn met een uitbreiding naar achttien weken? Niemand die het weet. In plaats van eerst te onderzoeken hoe we kunnen voorkomen dat deze vrouwen zoiets ingrijpends moeten ondergaan in zo’n late fase van de zwangerschap, wil men hen simpelweg laten verdwijnen in de statistieken.

Psychologische begeleiding

Maar daar stopt het niet. Ook alle strafbepalingen zouden door deze abortuswetgeving worden geschrapt. Zelfs Nederland gaat zo ver niet. Zonder strafbepalingen kan men de facto immers doen wat men wil, tot de dag van de geboorte. Er zijn geen consequenties meer.

Aan de andere kant worden net nieuwe strafbepalingen toegevoegd voor wie op enigerlei wijze probeert een abortus tegen te houden, zelfs tot gevangenisstraffen toe. Een man die zich verzet tegen de abortus van zijn toekomstig kind heeft dus meer te vrezen dan de dokter die het vlak voor de geboorte aborteert of dan de man die zijn vriendin tot abortus dwingt.

En dan hebben we het nog niet eens gehad over de bedenktijd die wordt ingekort van zes dagen naar amper 48 uur. Zelfs in het progressieve Nederland houdt men die op vijf dagen. De bedenktijd heeft als opzet psychologische begeleiding mogelijk te maken en vormt dé sociale component bij uitstek in de wetgeving. De bedoeling is om zwakkeren te beschermen tegen het maken van een overhaaste beslissing, al dan niet onder druk van buitenaf. Het is opmerkelijk dat zogenaamd progressieve partijen deze noodzakelijke buffer uit de wet willen halen.

Het mag echter niet verbazen, want preventie is voor hen niet langer een doel. Daar komen bepaalde indieners ook gewoon voor uit. Wie abortus beschrijft als iets ingrijpends is aan het “stigmatiseren”. Abortus moet een gewone medische handeling worden, vergelijkbaar met het trekken van een tand.

Is dit echt de manier waarop we naar het ongeboren leven en deze ingrijpende keuze voor vrouwen willen kijken? Voor de indieners alvast wel, wetende dat ze ook de voorafgaande gesprekken in abortuscentra over anticonceptie of alternatieven als adoptie uit de wet willen schrappen. Zelfs wie een tweede of derde keer terugkomt, hoeft niet gewezen te worden op preventie.

‘Belgische meerderheid’

De punten van kritiek die we hier aanleveren lijken ons allesbehalve onredelijk. Maar tot nog toe hebben de indienende partijen geweigerd om deze argumenten uitvoerig te behandelen in de daarvoor bestemde commissie. Dat betreuren wij ten zeerste. We hopen oprecht dat het ethische debat in dit land snel opnieuw het sérieux kan vinden die het vroeger had.

Zoals professor ethiek Ignaas Devisch en filosofe Alicja Gescinska onlangs stelden: “Progressiviteit veronderstelt bedachtzaamheid en een cultuur van reflectie en sereniteit. Die is zoek. Vooruitstrevendheid is ingeruild voor voortvarendheid, en dat is een slechte zaak. Progressief zijn betekent niet dat je geen voorstander bent van goed werkende commissies. Of dat je rapporten en evaluaties overbodig vindt.”

Zoals vaak botst trouwens ook dit wetsvoorstel op een erg verschillende reactie in beide landsdelen. Bij Vlaamse parlementsleden is hier in de verste verte geen meerderheid voor, terwijl de Franstaligen – op het kleine cdH na – allemaal pro zijn. Opgeteld levert dat een ‘Belgische meerderheid’ op.

Het doordrukken van dit nefaste wetsvoorstel zou de zoveelste knauw geven aan die democratische fictie. Degenen die een federale regering proberen te vormen, en zeker degenen onder hen die graag hun liefde voor dit land bezingen, zouden er goed aan doen daarmee rekening te houden en hun dadendrang te temperen.